De oudere haalde diep adem, een last dragend die de jongere nog niet kon begrijpen.
“Gisteravond, terwijl we sliepen in het bed dat ze ons zo genereus ter beschikking hadden gesteld, kwam de Engel des Doods om de boerin mee te nemen. Het was haar uur.
Maar ik smeekte hem – omdat ze zo’n tragische klap niet verdienden. De engel stemde ermee in om in plaats daarvan de koe mee te nemen .”
De jongen zweeg. Zijn hart beefde, verscheurd door verdriet en ontzag.
‘Dus… lijden is niet altijd straf?’ fluisterde hij.
‘Niet altijd,’ antwoordde de oudere.
‘Soms is het bescherming. Soms een ruil. Soms een zegen vermomd als pijn.’
HET PAD DAT VERDERGAAT
Ze namen afscheid van het echtpaar en lieten een onverklaarbare rust achter. Hoewel hun koe er niet meer was, voelde het echtpaar zich vergezeld – alsof onzichtbare handen hen omringden.
Ze wisten niet wat de toekomst zou brengen, maar wisten wel dat ze niet alleen waren. Terwijl ze liepen, overpeinsde de jonge engel alles.
‘Meester,’ vroeg hij nederig, ‘hoe kunnen we weten of iets een zegen of een beproeving is?’
De oudere man glimlachte.
“Mensen willen direct antwoorden. Maar het leven onthult zich niet in één keer. Het openbaart zich met de tijd.
De rijke man verliest elke kans om te leren wat er echt toe doet. Zijn rijkdom zal zijn leegte nooit vullen. Zijn fortuin zal zijn gevangenis zijn.”
De jonge engel knikte langzaam.
“En de boeren?”
